* 53 HET NEO-PLASTICISME De tijd begint te rijpen om schoonheid=als=kunst door levens- schoonheid te vervangen. De weg daartoe moet geleidelijk gegaan worden. Vooralsnog is 't onmogelijk zuivere levens- schoonheid te realiseeren. Want, wat we verstaan onder »leven« is niet het subjectieve leven van den enkeling: het is het openbaar gemeensdhappelijke leven van althans, een groep. Dewerkelijke schoonheid ontstaat niet door subjectieve gesteldheid: deze laatste schept illusie van schoonheid, welke slechts goed als voorbereiding voor werkelijke schoonheid is. Verstaan we onder schoonheid eenheid door evenwidhtigheid, ontstaan door een gelijkwaardige levenspolariteit, zoo is de tijd der verwerkelijking nog veraf. Is evenwel de hoogste en meest werkelijke realiseering in een verren toekomst, een realiseering wordt reeds mogelijk. Deze is de schoonheid onzer omgeving. Door deze kan het leven voorbereid worden en het subjectieve leven zieh reeds objectiveeren. Om in het leven tot zuivere verhouding te komen, moet hetgeen ons omringt en beeidend tot ons spreekt in zuivere verhouding tot ons staan. Ook dit eischt voorbereiding. De schoonheid der om geving vindt zijn voorbereiding alleen in kunst, omdat deze vrij is. Zoo is het alvorens de kunst in omgeving te realiseeren, nood= zakelijk de kunst met een kunst te beeindigen, die uiting is van ons gerijpt mensch^zijn, dus een beelding is van evenwichtige verhouding der levenspolariteit. Het moet dus een bepaalde, nieuwe kunst zijn, die een vaste esthetiek inhoudt. Deze kan het zuivere beeid der sdioonheid voor de toekomst geven en alzoo en omgeving en het leven omwerken van domineerend natuurlijk tot evenwicht van natuur en niet-natuur. Door het evenwicht tusschen ons en het rond=om-ons, tusschen inhoud en verschijning, is alleen zuivere schoonheid mogelijk. Het wegcijferen van de verschijning, het zieh niet be= palen tot de ikheid, is het oude begrip. Begrip noodzakelijk onder de overheersching van het natuurlijke, Zoodra het natuurlijke zieh door tegendeelige omwerking verdiept tot evenwicht met het innerlijke, wordt de verschijning een factor die niet meer weg- gecijferd behoeft te worden. En, met het leven is 't eveneens zoo. Het gerijpte individu ziet de inhoud als verschijning. Zoo houdt alle beschrijving <lyriek> op te bestaan: de verschijning zelf brengt alles naar voren — vrij van plaats en tijd. Het brengt het onveranderlijke tot beelding in bepaaldheid. Een bepaalde beelding met bep aal de beeldingsmiddelen is een van zelfheid. Want in al het betrekkelijke is het onver anderlijke volstrekt. Allegeredeneer over vorm of verschijning houdt op: het volstrekte heeft zijn bepaaldeverschijning. Zij is objectief of abstract te noemen tegenover de wisselende verschijning van het veranderlijke. Maar voor den nieuwen mensdi is zij reeel. In kunst ontstaat een nieuwe plastiek. De oude vormplastiek beeldt onvermijdelijk de tragiek van natuur en niet-natuur, tragiek ontstaan door de dualiteit. Zij is de uiting