)
\
f*
I. K. BONSET
TOT EEN CONSTRUCTIEVE DICHTKUNST
Tot wederopbouw der dichtkunst behoort de destructie.
Destructie der syntaxis is de eerste noodwendige voorarbeid der nieuwe dichtkunst.
De destructie heeft zich op de volgende wijze geuit:
1. in het woordgebruik (volgens z’n beteekenis),
2. in de gruwelijkheid (psychische verstoring),
5. in de typografie (la poësie synoptique).
Voor 1. waren van belang:
Mallarmé, Rembaud, Ghil, Gorter, Appolinaire, Birot, Arp, Schwitters enz.
Voor 2: de Sade, de Leautréamont, Masoch, Péladan, alle religieuse geschriften, Schwitters enz.
Voor 3: Appolinaire, Birot, Marinetti, Beauduin, Salvat Papaseït, Kurt Schwitters enz.
De dichtkunst is zonder aesthetische grondslag ondenkbaar.
Het rein-utilistische als eenigste, générale basis eener nieuwe kunstuitdrukking te nemen = waanzin-
Een utilistische dichtkunst
Een utilistische muziek
Een utilistische schilderkunst
Een utilistische plastiek
waanzin — waanzin — waanzin enz.
Wij beleven een provisorisch tijdperk. Wij nemen aan: dat er geen onderscheid bestaat, tusschen zele
en ruggemerg, tusschen coftus en kunst.
SViaar wanneer men kunst maakt gebruikt meen geen zeep (misschien de schilders- als ze zindelijkheids-
neigingen hebben) en op een tomaat kan men niet ten hemel stijgen. Met kunst kan men zich niet de
tanden poetsen.
ieder ding draagt zijn nuttigheid in zich zelf
DE SYPHILIS is niet het doel der bijslaap.
Maar: de matrozen der nieuwe construktivistische kunst beweren:
een op hout gespijkerd stuk ijzer,
een stoel zonder leuning;
een auto, die niet rijdt;
een gramophoon zonder stem;
dat alles is utilistische kunst.
DWZ. kunst die in het reeële leven wortelt!
Neen, dat is toch alles slechts kunstsyphilis.
Bestaat er een dichtkunst, waarop meen kan zitten, als op een stoel? Of, waarin men kan rijden als in
een auto! Neen. Wellicht bestaat er slechts een Dichtkunst waarop men spuwen kan: de utilistische,
revolutionaire Dichtkunst. (Ik verzoek de heeren, de varkensblazen weer op het hoofd te zetten en de
buizen weer in de neus te steken.)
Alzoo: het komt er bij de réconstructie der Kunst niet op aan of het produkt al dan niet toepasbaar is.
In zooverre een plastiek of schilderij toepasbaar is, — b. v. om te zitten — is het geen plastiek of
schilderij, maar „stoel“.
En: de doelmatigheid beperkt zich in geen geval tot de organen van ons zinnelijk bestaan. En indien
dit zoo ware, behoort dat wat we onder geest verstaan, eveneens tot onze lichamelijke organen.
Probeeren we eens, met onze voeten een gedicht te maken dat even zoo goed is als een schoen.
Weet ge, mijneheeren wat een stad is? Een stad is een spanning in de lengte en een spanning in
de hoogte. Anders niets. Twee rechte ijzerdraad-verbindingen beelden de stad. Elk individu probeert
door middel van: beenen, trein, tram of explosies (de verplaatsing der toekomst) het gemeenschappe
lijke middelpunt, dezer twee spanningen te vinden.
En zóó als de stad is, is ook het gedicht. Jeder probeert, zoo onmiddelijk als maar mogelijk is, het
kwadraat der twee (uiterste) spanningen te beelden,
onmiddelijk, d. w. z.:
j§j^T“ De konstruktivistische dichter schept zich uit het alphabet een nieuwe taal: de spraak der groote
afstanden, van diepte en hoogte en door middel dezer scheppende taal overwint hij ruimte-tijd-
beweging.
jgp^r De nieuwe dichter beeldt slechts door overwinning, door opheffing, door vernietiging (zooals
onze politici) door onhumanistische abstraktie. In de nieuwe dichtkunst is construeeren, réduceeren.
Résumé: De nieuwe dichter construeert zijn taal uit de ruïne van het verleden en daar alles is door
Taal, vormt hij, in weerwil der „abstraktion désinteressée“ den nieuwen mensch met de wereld daarin.
DAT IS ZIJN DOELMATIGHEID.
WIEN, Jutendorf 1923.
OF
een huis zonder grondplan;
een sabel zonder kling;
een (rood) gedicht zonder inhoud, —
= waanzin