1.
Reeds veertien volle dagen komt de grauwe hemel
Van mijn vriend de esoterieker in wrange botsing
met mijn algemene menselikheid.
Tiendra... tiendra pas.
Reeds veertien volle dagen
is er nattig drijfzand op het strand
en zelfs de meeuweri worden roofdieren.
Het bewogen profiel van de weerstand in mij
in een panorama van dijkvormende duinen.
Vestingen zijn niet meer van steen
op onze dagen, —
’s nachts hoort men hoe de golven
brede bressen slaan
maar ’s morgens zijn alweer nieuwe hoogten gerezen
uit de plooien van de grond.
Tiendra... tiendra pas.